Macht en onmacht

Schoorsteen, steigermaterialen

Deze kunstenaar exploreert haar fascinatie voor wat met het best zou kunnen omschrijven als het fallische domein. Meestal kiest ze met veel zorg objecten in de openbare ruimte, objecten die reeds de zichtbare sporen etaleren van een vaak lange en bewogen historie.  Het is daarbij niet zozeer van belang, dat dit historische aspect ons uitnodigt tot narratieve concretisering, maar wel dat deze – deels onbekende, deels ook afleesbare – geschiedenis zich laat raden of ‘lezen’. De fallische symboliek brengt ons normaalgesproken in contact met bekende, of zelfs clichématige masculiene parameters die kracht, macht of viriel vertoon uitdrukken. Hier gebeurt iets anders. De interventies die zij toepast in haar werk creëren een paradoxale droomwereld, die enerzijds doet denken aan een matineuze opstanding, anderzijds geeft diezelfde interventie – door de schijnbaar onvermijdelijke en noodzakelijke ondersteuning – een gevoel van ‘niet-meer-kunnen’. Macht en onmacht zijn hier dus de thema’s.

2013

Zandhoop

Zand

Tijdelijke kunstwerken, die vaak materiele realiteit laten zien in haar meest naakte en ongepolijste verschijningsvorm, duiden de richting aan waarin deze jonge kunstenaar zich momenteel ontwikkelt. Het fenomeen ‘tijdelijk kunstwerk’ is natuurlijk niet nieuw. Op de triënnale van Brasschaat zagen we daar nog prachtige voorbeelden van. Niet zelden worden zulke werken gemaakt als structuurstudie, die naast hun autonome waarde als het ware een impuls kunnen  genereren voor de ontwikkeling van de architectuur, of voor andere ruimtelijke toepassingen. De levensduur van die kunstwerken is meestal min of meer planmatig. Maar hier is de levensduur van het werk bewust in het ongewisse gelaten. Het werk grijpt daarom terug op oerbeginselen. In dit specifieke voorbeeld is dat de maximale hellingshoek van gestapelde zandkorrels, waarbij het granulaire karakter van het materiaal maatgevend is. Dit soort aan de fysica ontleende theoremata worden door deze kunstenaar steeds opnieuw toegepast en gerespecteerd: hij doet zijn werk, de natuur doet het hare. Tot die natuur rekent hij ook het menselijk handelen. Vaak is zijn werk dan ook slechts twee dagen te zien, van vrijdagavond tot maandagochtend.

2013

Wrijving

Tafel, stoelen

De installaties van deze kunstenaar vallen op door hun schijnbare achteloosheid. Vier stoelen zijn hier zodanig tegen een tafel gepositioneerd, dat ze een toestand van ‘tijdelijk-niet-gebruikt’ suggereren. Maar daarmee is de kous niet af. Wie heeft ze zo neergezet? Hebben er zojuist mensen aan deze tafel gezeten? Of staan deze stoelen hier klaar in afwachting van gebruik? Het plasje water op de tafel roept eveneens niets dan vragen op. Heeft het zojuist misschien geregend? Of heeft er iemand gezeten die een glas water om liet vallen?  Het opzettelijk oproepen van vragen, raadsels, mysteries en de wrijving die het ontbreken van antwoorden bij de kijker teweeg brengt, zij vormen de kern van de installatie. Het werk is in zijn vorm en materiaalkeuze uiterst actueel, anderzijds wordt gerefereerd aan magisch-realistische voorgangers. Maar ook hier wordt men aan het wankelen gebracht, omdat er in zijn werk nooit sprake is van droombeelden, maar  van scenes uit een alledaagse werkelijkheid. Vertrouwdheid en vervreemding – als nooit tevoren nu hand in hand – vormen de paradoxale elementen van zijn oeuvre.

2013

Woud van fietsen

Rijwielen, bomen, beton

Met deze massale installatie grijpt de kunstenaar terug naar zijn eerdere werk, waarin ook al nu en dan het  thema zichtbaar was dat hier – onontkoombaar – explicieter gemaakt wordt dan ooit: beweging en niet-beweging. Deze jonge maker denkt in tegenstellingen. Tegenstellingen zijn  – meer nog dan de gebruikte, tastbare materialen zelf, de eigen-lijke  ingrediënten van het werk. Het ambachtelijke wordt volledig verlaten, sterker nog, bij voorkeur maakt hij zijn installaties met wat al aanwezig was, meestal in de openbare ruimte. Het reeds aanwezige wordt in zichzelf een statement. Hier spelen tegenstellingen  van totaal verschillende aard de hoofdrol, toch hebben ze iets met elkaar te maken. Eerst die tussen natuur en niet-natuur, waarbij de natuur het niet lijkt te kunnen winnen van de massaconsumptie. De vier bomen zijn wel aanwezig, maar ze blijven een marginale rol spelen, als het ware ‘weggedrukt’ door de andere elementen in het werk. Dan is er de tegenstelling tussen het beton van het viaduct en ijzer van de fietsen, onwrikbare robuustheid  enerzijds versus ‘verwijderbaarheid’ anderzijds. Toch is er de verwachting van verandering, van dynamiek. De fietsen zouden kunnen worden meegenomen, door hun eigenaren of anderen, maar niemand weet wanneer welke fiets van zijn plaats gaat komen. Daar is de tegenstelling tussen ‘zekerheid’ (je weet dat er iets gaat gebeuren) en ‘onzekerheid’ (je weet niet wanneer en hoe). Met beide tegenstellingen raakt dit werk – in een diepere laag – in feite aan een fundamentelere paradox:  de individualiteit en de collectiviteit, onvoorspelbaarheid en voorspelbaarheid. Het werk nodigt ons uit om met die tegenstellingen te spelen.

2013

Wachters

Aluminium

Deze monumentale opdracht werd gegeven door Stichting de Wever in Tilburg, een grote zorginstelling die verpleeg- en verzorgingshuizen exploiteert. Het werk staat op de hoek van een tamelijk recent gebouwd, driesterren verzorgingshuis: Joannes Zwijsen, genoemd naar de 19e-eeuwse bisschop.  Met de gekozen titel helpt de kunstenaar ons op weg. De twee uit aluminium opgetrokken ‘wachters’ staan onwrikbaar en robuust op hun plek. Als aan de grond genageld weten ze van geen wijken. Het deels in glad gepolijste vlakken, deels in strakke circulaire richels gevormde aluminium belichaamt zowel kracht als trots. Alleen samen kunnen deze twee wachters de wereld aan. Het hier gemaakte statement is helder:  samen waken wij hier over de ouderen, in de traditie van Joannes Zwijsen.

2013

Tunnel

IJzer, hout, tapijt, tl-armaturen

In opdracht van een populair natuurhistorisch museum, Natuurmuseum Brabant in Tilburg, maakte deze kunstenaar een monumentaal werk, waaraan een zeker brutaliteit niet kan worden ontzegd. Brutaal is ook zijn eerdere werk, maar dit werk toont meer durf en brengt de gelaagdheid, waar altijd sprake van is voor wie langer en beter kijkt, een stap verder, maar ook een stap dieper. Nooit is er sprake van respect of ingetogenheid. Het werk kritiseert de hang naar het esthetische en aangename, twee waarden waar de massa aan verslaafd lijkt te zijn in het moderne westen. Het werk schuurt, omdat het schoffeert.  Hier wordt een rijksmonument, in zijn performance een ultiem symbool voor de collectieve en nostalgische consensus inzake esthetiek, op een bijna gewelddadige manier beroofd van zijn attractiviteit. Van gegalvaniseerd ijzerplaat bouwde de kunstenaar deze tunnel, pal voor de entree van het museum. De constructie doet enigszins denken aan een container, maar let wel, de container is leeg, er branden allen wat kale TL-lampen, die de leegheid benadrukken. Het is alsof de tunnel ons iets wil zeggen: u kunt dit mooie gebouw wel betreden, er staat immers ‘entree’ boven de deur, maar baant u zich eerst maar eens een weg door de lelijkheid. Houten hekjes, die geen enkele steun bieden, symboliseren het fundamenteel ontbreken van houvast in een wereld waar schijnbare schoonheid  regeert. Zij is schijnbaar omdat zij het schuren niet verdraagt, het onvolmaakte niet toelaat in haar domein. Hier negeert de kunstenaar die weigering en neemt hij met geweld bezit van het entreegebied van het museum. De rood-witte linten getuigen van dat geweld, alsof zij een ‘crime-scene’ moeten markeren.

2013