Tilburg, december 2014

Frans Ellenbroek

1

Kijkt u vooral niet op van mijn komst hier. Ik ben genodigd – en ik ging daar graag op in – genodigd voor een ander geluid. Men had graag een ander geluid. Voor ’t contrast, weet u? Een ander geluid, het schijnt in de mode te zijn, vernieuwend, grensverleggend, het zal wel. Er zijn er die beweren dat de muziek u zo kan raken in het hart, dat zij u van de duisternis naar het licht kan brengen. Het licht dat schijnt in uw hart, zo noemen ze dat wel. Misschien zal het zo gaan, maar het zo hopeloos ouderwets, zo 2014! Dus, zolang het nog donker is benut ik graag de mij geboden kans.

Ik houd van de duisternis. Buiten wordt het al fijn donker. Donker is zo fijn, donkere krachten en krochten, zwarte gaten, zwarte pieten, de schermen gaan op zwart, heerlijk! Black is beautifull!

Maar hier schijnt nog het licht van een kaars. Wat mij betreft mag de koude wind nu binnenwaaien, die brandende paraffinestaaf uitblazen en het donker doen terugkeren.

Dat van die muziek en dat licht, dat bevalt u wel, is het niet? U hebt uw warme winterjas aangetrokken en bent er speciaal voor gekomen.

Maar voorwaar ik zeg u: het is bedrog, bedwelming, verdoving. Volg mijn voorbeeld en omhels uw duistere kanten en die van de wereld om u heen. Betreedt de zondige spelonken, waar gekerm en gekreun en wellustige kreten elkaar in een opwindende disharmonie naar de kroon spannen, waar onschuldigen die hun ziel verkochten zich vrijwillig laten geselen en er onbeschaamd van genieten.

Ik voel me gesteund door niemand minder dan Johannes de Evangelist himself. Hij schreef gevleugelde woorden en gaf daarmee zelf toe dat het niks zou worden met dat licht: In Hem was het leven, en het leven was het licht der mensen; en het licht schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet begrepen.

 2

Natuurlijk heeft de duisternis het niet begrepen, er is ook niets aan te begrijpen, het enige dat er aan het licht misschien te begrijpen is, is dat het de genoegens van het donker onaangenaam verstoort.

En weer een andere zelfbenoemde goeroe, beste mensen, Zarathustra, hij sprak:

Hoe donkerder de winters des te meer ijver en nijver het volk en des te strenger de cesuur tussen de donkere en de lichte kanten van de ziel.

U begrijpt, met hem kan ik praten.

Ik breng u een ode aan de duisternis. Zonder donker geen licht, zonder licht geen kerstfeest, dus waarom dan zo weinig waardering voor het donker?

En teveel in licht staren, het maakt u maar blind. U hebt net het cynische bewijs mogen horen. Veni, veni Emmanuel, het eindigde met een oproep door het Volk van Israël, jawel, het Volk van Israël, en het was – als u latijn verstaat – een uiting van een groot verlangen: het verlangen naar vreedzaam en liefdevol samenleven van alle volkeren der aarde. Hoe cynisch wilt u het hebben?

Maar maakt u zich niet ongerust, het wordt straks nog echt feestelijk hoor, ik verklap alvast dat het in het donker zal zijn, en niet in het licht zoals u had gehoopt, en heel anders dan u had gedacht, heel feestelijk ja, maar nu nog even niet. Bertold Brecht zorgt voor donkerte en kou nu, knoop uw winterjassen dicht en huiver nog wat!

3

Laat ons nog even in het donker blijven. Het is er zo fijn. Je hebt je schaapjes op het droge je hebt ze geteld bij nachte, niet één wordt er vermist, en er zijn nog lang geen stralen te bekennen, en zeker geen drie, laat staan dat ze dooreen schieten. De herders slapen en ze dromen hun stoutste dromen.

Doe met ze mee, zou ik zeggen. Gebruik de donkere nacht om tussen de donkere dingen in uw ziel wat te grasduinen naar iets aangenaams, iets waar u de nacht mee door kunt komen, het is  er echt, misschien verstopt, maar vinden zult u het. Het heimelijke kwaad dat zich in u verschuilt.

En van al het heerlijke kwaad dat in u huist, en dat u met liefde en aandacht mag gaan bekijken, is die van de zoete wraak misschien nog wel het fijnst. Want voor u het weet gunt u niemand het licht in de ogen, en zeker uw vijanden niet, zoals de kinderen in het volgende lied van Debussy. Die kinderen, ach, ze spreken de vurige wens uit, dat kerstmis aan hun vijanden voorbij gaat. Wat een heerlijke oproep tot wraak!

4

Het gaat er nu echt om spannen, want de pleitbezorgers van het licht gaan de boel op scherp zetten. Als het leuker en gezelliger moet worden, zo redeneren zij, ja, dan heb je eerst een stevige crisis of revolutie nodig. Het is niet anders. Ruim baan nu voor de zogeheten wereldverbeteraars. Zij zien een transitie naar het licht, de verworpenen. Het lied van Eisler dat u straks hoort, het zijn de zingende wereldverbeteraars. We gaan de wereld gewoon veranderen zingen ze, ‘Seit getrost, es muss das Dunkel weichen‘. Laat ze maar denken dat het lukt, u en ik weten wel beter.

En dan mag u straks zelf ook nog zingen, jawel, zelf zingen mag u! Alles wordt hier uit de kast getrokken, om het saamhorigheidsgevoel te prikkelen. Het wordt een kortstondig verblijf midden in de winternacht, dus grijp uw kans. Maar, realiseert u zich wel wat u gaat zingen:

‘Vrede was er overal, wilde dieren kwamen

Bij de schapen in de stal, en zij speelden samen’

Of wat dacht u van:

‘Ondanks winter, sneeuw en ijs, bloeien alle bomen,

Want het aardse paradijs is vannacht gekomen.’

U gelooft toch niet echt in die onzin, is het wel? Als ik een bioloog zou zijn, dan zou ik denken ‘aan mijn hoela’, ook al blaast men nog zo fanatiek en toegewijd de fluiten aan. Wat hebben die herders toch gedroomd? Zou misschien het bloeien van al die bomen in een vermeend paradijs, waar men zo hartstochtelijk de fluiten aanblaast, niet simpelweg een erotische metafoor zijn, een verwijzing naar wat werkelijk aangenaam en zondig is? U mag het zeggen, want hier, in de duisternis, is alles toegestaan.

5

Voelt u zich vooral vrij – dames en heren – om in al deze sprookjes te geloven. U bevindt zich in ruim gezelschap, dus alléén hoeft u zich niet te voelen, maar zelf blijf ik liever nog wat rondhangen in het duister en voelt u zich ook vrij om voor mijn gezelschap te kiezen. U krijgt er geen spijt van. Hier kunnen we naar hartenlust met elkaar spelen en dingen doen die het daglicht niet verdragen – niemand die het ziet – de dingen die in het zachte glanzende schijnsel van de maan extra spannend en verleidelijk worden.

Dat volle licht, waarover nu zo euforisch wordt gedaan, dat hebben ze samen met de bewakingscamera’s uitgevonden, om u goed in de gaten te kunnen houden en zich heimelijk aan uw bezigheden te kunnen verlustigen. De kerkvorsten, de zedenpredikers, de karigen van geest, ze hebben hun angst voor de genoegens van de duisternis op u geprojecteerd met hun felle schijnwerpers.

En daarbij, u gelooft het niet, hebben ze ook nog de niet gevallen broeders en zusters te hulp geroepen, jawel de Engelen, ik kan het woord bijna niet uit mijn strot krijgen, die engerds met hun in Biotex gewassen nepvleugels, en hun schijnheilige stralenkransen, hun nichterige witte jurken, u gaat ze zo horen zingen, jawel, en waar zingen ze over? Over de botanische kenmerken van de Hulst. Wat of dat er helemaal mee te maken heeft, ik zou het niet weten, misschien kastijden ze elkaar met de scherp bebladerde takken van die rotstruik, en dan brullen ze iets over de vermeende wedergeboorte in het licht, zodat de zogeheten zondaars, wij dus, brave en goed oplettende burgermannetjes en burgervrouwtjes worden, die hun autootjes netjes wassen en met hun handen boven de dekentjes slapen. Omdat vooral de Engelsen dat preutse gedoe wel aardig vinden, ze heten niet voor niks Engelsen nietwaar, gewoon een verbastering van Engelen zeg ik dan, voor de langzame verstaander die u waarschijnlijk bent, krijgen we zoete Engelse kerstliedjes te horen. Als u maar niet denkt dat ik daar naar ga luisteren.

6

Het ging u al bevallen merk ik, die donkerte, en ik kan het nu bijna niet meer tegenhouden. Het volle licht gaat schijnen, vrolijkheid alom, en belletjes natuurlijk, van die achterlijke jengelende belletjes uit het grote Amerika, het nieuwe beloofde land, ze vinden altijd wel weer ergens een uitweg, de lichtpredikers!

Maar let op! De belofte van het licht wordt nu, in al haar overmoedigheid, op een onnavolgbare wijze doorgeprikt, u hoort dat, als u maar goed luistert. De nieuwe wereld heeft van kerstmis, eindelijk krijg ik mijn zin, van kerstmis het feest van de duisternis gemaaktJingle all the way. All the way? Yes! All the way! Het regent metaforen voor de zondeval en u snapt het, ik heb er geen moeite mee!

Schaamteloos worden nu de handtastelijkheden in een open slee bezongen, hoe kwam het toch dat die slee zo wijd open ging, hoor ik u denken, nou dat komt door het geflikflooi met de hoofdpersoon uit het lied, een zekere Miss Fanny Bright. ‘Take the girls tonight’, zingen ze, ja, u hoort het goed, ‘take the girls tonight’ – ik herhaal het nog maar eens. Het volk van de nieuwe wereld heeft in de duisternis gezocht én gevonden, en wat vonden ze daar? De zonde!

7

Vanaf nu is de nacht niet meer zo stil, vanaf nu regeert met liederlijke bijgeluiden het zinnelijk genot, en iedereen doet mee, de engelen, de herders, de schapen, de os, de ezel, straks ook nog wat oude wijzen uit het Oosten, ze gaan dansend en zingend en zwelgend uit hun dak, in jengelende sexy belletjespakken, geholpen door een heerlijk extatische pil en de opzwepende ritmes van muziek die geen muziek meer is en die nog slechts bestaat uit met megawatts versterkte hartslagen. Heerlijk, heerlijk.

Mijn werk zit erop. Zalig Kerstmis. Ik ben weg.