Openingstoespraak bij de expositie ‘Wild vlees’ van Hanneke Klinkum in Galerie Luycks, Tilburg

Frans Ellenbroek

 

Mij is gevraagd enkele inleidende woorden te spreken bij deze tentoonstelling van het werk van Hanneke Klinkum. Ik was zeer vereerd met dat verzoek en ik doe het graag. Ik spreek wel eens vaker over kunst, en ik wil dan altijd meteen duidelijk maken, dat ik geen kunstbeschouwer ben, niet in de gangbare professionele betekenis van het woord. Ik benader de dingen graag vanuit mijn primaire vakgebied, de biologie. Nu is de relatie tussen de kunst en de biologie, en ook die tussen de kunstenaar en de bioloog veel inniger dan de meeste mensen geneigd zijn te denken. Over die eerste relatie, tussen kunst en biologie, heb ik al zo vaak gesproken en geschreven, dat ik het leuk vindt om vandaag vooral iets te zeggen over die tussen de beoefenaren van die twee takken van sport, de kunstenaar en de bioloog. Vooral vind ik dat die relatie vandaag aan de orde is, omdat zij in het werk van Hanneke Klinkum zo expliciet zichtbaar wordt gemaakt.

De kunstenaar en de wetenschapper. Zij worden vaak – naar ik hoop aan te tonen ten onrechte – als tegenpolen gezien. De kunstenaar – en zeker Hanneke Klinkum – werkt heel intuïtief en associatief. De ratio – oftewel die veel te grote denkmachine die bij mensen onder het schedeldak huist – wordt door de kunstenaar effectief uitgeschakeld, zodat zijn of haar werk de verloren gegane verbinding tot stand kan brengen tussen lichaam en gevoel, tussen hart en emotie, en vervolgens tussen het hart en de handen die het werk maken. De wetenschapper zou volgens het vooroordeel tegenovergesteld zijn en in het ideale geval – met uitschakeling van zijn subjectief oordelende hart – geheel en al vertrouwen op zijn denkraam.

Niets is minder waar. De mentale vrijheid die voor een kunstenaar nodig is om tot een goed kunstwerk te komen, is precies diezelfde vrijheid die een keiharde voorwaarde is voor goede wetenschap. Om die vrijheid te creëren, onttrekt Hanneke Klinkum zich aan de wereld en in het bijzonder aan de kunstwereld. Alleen zo kan zij werken in onverstoorde onafhankelijkheid. Grote vernieuwende wetenschappers, zoals mijn grote held Charles Darwin, kwamen tot hun nieuwe inzichten en ontdekkingen, doordat ze – bewust of onbewust – zichzelf van een onafhankelijke positie hadden voorzien. Hun eigenzinnigheid helpt hen daarbij. Bij Darwin gebeurde dat o.a. doordat hij het ruime sop koos op het beroemde schip de Beagle, ver weg van de gevestigde universitaire instituten. Bij Albert Einstein was een gunstige omstandigheid dat hij aanvankelijk min of meer werd uitgekotst door de wereld der wetenschap. Op precies dezelfde manier onttrekt de kunstenaar zich in het ideale geval aan wat in het voorwoord bij het boek door Jos Wilbrink is genoemd: ‘het kolkende geheel van die onvoorspelbare wereld van de beeldende kunsten’.

Maar het zijn niet alleen eigenzinnigheid en het vermogen zich aan keurslijven te onttrekken, die een goede wetenschapper of een goede kunstenaar maken. Beiden hebben het talent en de onbevangenheid nodig om zich emotioneel te laten raken door wat ze waarnemen, en vrijwel altijd is dat – eveneens voor beiden – de natuur. In het gevleugelde Artis Natura Magistra staat ‘Artis’ dan ook niet alleen voor de kunsten, maar evenzeer voor de wetenschap. Wie de verslagen van Darwin leest over zijn wereldreizen, weet hoezeer hij emotioneel geraakt werd door wat hij aan levensvormen tegenkwam, en omdat ze voor een groot deel nieuw waren, kon hij er met dezelfde onbevangenheid naar kijken als nu Hanneke Klinkum doet.

Een andere verwantschap tussen kunstenaar en wetenschapper is hun beider talent voor kijken. Kan hij of zij heel goed zien wat er is, en vooral wat er niet is? En, nog belangrijker, kan hij de ordening die wetenschappers en kunsthistorici, en ook van andere liefhebbers van etiketten en hokjes, van structuren en regels, kan hij die ordening vergeten? Is de wetenschapper of de kunstenaar in staat om voor wat er te zien is een nieuwe, eigen, creatieve context creëren, een unieke, eigen ordening? Een nieuwe ordening die misschien weerstand oproept of mensen in de war maakt, hen de zo geliefde vaste grond onder de voeten wegneemt. Voor dit proces hebben kunstenaar en wetenschapper een karaktertrek – of zo men wil een deugd – nodig: moed en durf.

En dan is er natuurlijk – tot slot –  de verzameldrift. Zowel de wetenschapper als de kunstenaar zijn in de regel rasechte verzamelaars. Zij verzamelen beelden van de wereld, soms in de vorm van objecten, zodat ze die beelden van hun eigen en eigenzinnige context kunnen voorzien. Hanneke doet dit met door rendieren afgeworpen geweien, maar ook alle andere elementen uit de natuur die zij in haar tekeningen en beelden verwerkt kunnen worden gezien als het resultaat van verzamelwerk.

In de ordening van Hanneke Klinkum zie ik een eigen, eigenzinnige evolutie. Net als de evolutie maakt zij gebruik van wat er is, verandert hun functie, hun vorm, hun betekenis, en voorziet de geweien, huiden, paardenstaarten en andere lichaamsdelen van een nieuwe emotionele lading, van haar eigen stempel, van eigen, nog nooit eerder vertoonde wetmatigheden. Zo onderscheidt de kunstenaar zich weldegelijk van de wetenschapper, en krijgt hij of zij   – als schepper – een rol die gewoonlijk exclusief aan God wordt toegedicht. Als er dus sprake is van intelligent design, dan is dat alleen van kracht in de kunst.

Zo laat Hanneke het wilde vlees ontstaan, als een regisseur van de schepping, haar eigen schepping.

De schepper, de kunstenaar, de wettenbreker. Een dappere en eigenzinnige kijker, die zijn of haar eigen fysieke en emotionele sensaties de ruimte durft te geven, die bereid is om de natuur te zien als was hij of zij nog een kind, een kind zonder vooringenomenheid. Een kind dat dingen verzamelt in een wereld die voor hem of haar nog niet in hokjes is ingedeeld. Dat is de karakterschets van een groot wetenschapper en die van een groot kunstenaar. En wat mij betreft is het ook – al ken ik haar nog niet zo lang – een karakterschets van Hanneke Klinkum. Ik wens haar en Galerie Luycks een heel succesvolle tentoonstelling toe.