Er komt van alles terug

Als mijn vrouw en ik even niks willen horen en zien over wapengekletter en smeltende ijskappen maar tóch willen kijken, kiezen we soms voor wat wij noemen het ‘niks-aan-de-hand-programma’. Die keuze zit – net als niks-aan-de-hand-muziek – een beetje in de hoek van het schuldig plezier, maar – vooruit  –  ik kom ermee voor de draad. ‘Rail away’ en ‘Blauw Bloed’ (mijn vrouw kijkt voor de jurken, ik lever het commentaar) zijn voorbeelden van zulke volledig stressvrije Tv-programma’s. Maar ultiem niks aan de hand is voor ons het interieurprogramma in al zijn varianten. In het interieurprogramma stellen gewone of ongewone Nederlanders de intieme binnenkant van hun woning schaamteloos bloot aan de nieuwsgierige blikken van miljoenen mensen. Gluren bij de buren.

Eén van de varianten is het open huis waarmee elke aflevering van het programma ‘Binnenstebuiten’ begint. Losjes geregisseerd en gespeend van acteertalent vertellen een of twee bewoners van een woning hoe ze die ooit hebben aangetroffen en aan persoonlijke wensen hebben aangepast. Soms is de toelichting wel te pruimen, maar vaker bedienen de woordvoerders zich van tenenkrommende quasi-architectentaal. Die is bijna net zo tenenkrommend als echte architectentaal.

Wat het programma vermakelijk maakt is dat de interieurs sporadisch getuigen van goede smaak, maar meestal pijn doen aan de ogen. Het enthousiasme van de bewoners over hun creaties heeft daaronder nooit te lijden. Niets is zomaar bedacht, alles is gecreëerd. Als de gekozen kleuren en stijlen stevig met elkaar vloeken, is er sprake van voorliefde voor de ‘eclectische stijl’. Ziet de kijker een muur die men vergat te stuken of een wegroestende metalen deur, dan houdt men erg van authentieke elementen. Meestal komen deze authentieke elementen van een rommelmarkt of uit een kringloopwinkel. Eigenlijk heet dat ‘ouwe meuk’. Het nieuwe woord voor ouwe meuk is ‘vintage’. Zo maak je van een doorsnee huis waaraan geen enkele vreugde valt te ontdekken een parel van authenticiteit.

Authentieke elementen, kleuren, vormen en stijlen, als je ze ziet, dan zie je ze ook altijd ergens ‘terugkomen’. Ook ‘komen ze terug’ als je ze niet eerder gezien hebt. Bijvoorbeeld, het signaalrood in een schilderij komt terug in het bankstel in de kamer en in de keuken komt het ineens weer terug in de pepermolen. Maar de rookfauteuil van opa komt ook terug, zonder opa. De deelnemers aan het programma stralen aan alle kanten uit dat aan hen interieurstylisten verloren zijn gegaan. De rondgang wordt afgerond met een gezamenlijke verklaring van de bewoners over het grote geluk dat ze in hun gribus ervaren.

Voor mensen zonder ambities in de interieurarchitectuur is er de interieurstylist Theo-Bert. Aan het begin van een dag zie je de wanhopige bewoners van een inderdaad dodelijk saaie huiskamer. Ze weten echt niet hoe ze de boel zouden kunnen opfleuren. Maar ze halen opgelucht adem, want hoewel Theo-Bert bij binnenkomst aan alles laat merken dat hij het huis voor het eerst ziet, tovert hij ineens een ‘moodboard’ tevoorschijn, waarop – wonder boven wonder – alle kleuren en stijlelementen ineens op hun plaats zijn gevallen. Het valt helemaal in de smaak, nooit hoor je de slachtoffers zeggen ‘hè get, ik haat roze’ of ‘ik vind behang vreselijk’. Dus ziet de kijker ook nooit het immer blije gezicht van Theo-Bert vertrekken, zijn ideeën zijn steevast in de roos. Daarna gaat een leger aan helpers aan de slag met verf en kwast. Overbodige rotzooi is eerst uit de kamer verwijderd, maar aan het eind van de reportage sleept met hetzelfde gemak onze Theo-Bert nieuwe overbodige items naar binnen. Hij noemt dat ‘afstylen’. Eigenlijk ook een soort van ‘terugkomen’ dus, maar dan anders.

2024