Verbindende teksten bij het Kerstconcert 2015 Stichting Muziek Nu
Frans Ellenbroek
1
Zo klonk in deze prachtige kerk een welgemeend warm welkom, dames en heren. Het kerstverhaal, Ik hoef het u niet meer te vertellen, u kent het al. Christenen, moslims, joden, ja zelfs de heidenen onder ons, we hebben het al zo vaak gehoord. En allemaal zijn ze welkom, zoals iedereen welkom was in de stal van Bethlehem. Juist met dat welkom hebben we het afgelopen jaar nogal geworsteld zoals u weet. Elkaar verdragen is een eerste stap naar vrede, elkaar welkom heten is een stap verder.
De kerstboodschap blijft dus ingewikkeld, maar het verhaal eenvoudig, en de personages overzichtelijk. Juist over die personages wil ik het graag hebben. De hoofdpersoon heeft al 2000 jaar met groot succes de aandacht getrokken. Wie zijn de anderen, en wie van hen verdient eigenlijk het meest onze sympathie, wie verdient het gouden kalf voor beste bijrol?
We gaan dat, tussen de muziek door, samen eens uitzoeken, maar het gaat om de muziek vandaag, prachtige muziek van alle tijden. We mogen er onbezorgd van genieten. En bij al die mooie muzieknoten mocht ik wat voetnoten plaatsen. En mijn voetnoten mochten vrolijke of kritische noten zijn, zo is me op het hart gedrukt. Dat ik als heiden het kerstconcert mag opluisteren, het mag toch een toonbeeld van verdraagzaamheid heten, en alleen dat is al een viering waard, zou ik zeggen. Maar eerst bezingen en bejubelen we de enige echte hoofdpersoon, het kerstkind.
2
Vrolijke en zo nodig kritische noten dus. Op zoek naar al die noten, vroeg ik me af wat we eigenlijk vieren. We vieren dat we worden verlost door de geboorte van een mens van wie vooraf is bepaald, dat hij zal sterven, maar – voordat het zover is – zal hij vreugde kennen en zal hij lijden. Hij zal het nodige presteren, maar ook zal hij soms falen en af en toe zelfs verdrietig, angstig of woedend zijn. Hij zal zich zowel zwak als sterk tonen, hij zal eenzaam zijn en hij zal zich verbonden voelen. Komt het u ook zo bekend voor? Is het eigenlijk wel terecht dat hij al tweeduizend jaar alle aandacht opeist? Laten we ons maar eens in de bijrollen verdiepen.
Bijzonder is, dat Jan en alleman op kraamvisite komt. Schapen en hun hoeders, maar liefst drie koningen en ook nog flink wat engelen. Ook valt ons op, dat de vermeende vader er gewoon bij mag zijn. Als Josef de vader is, dan moest hij er maar eens voor uit komen, is hij het niet, wat doet hij hier dan nog? In beide gevallen is hij een sukkel. En Maria, de moeder, zij is bijzonder rolvast en bestendig in haar overtuiging dat ze nog altijd maagd is, terwijl toch alle feiten op het tegendeel wijzen, laten we eerlijk zijn. Al met al een beetje een naïef stel dus. Twee volwassen mensen die nog niet hebben geleerd dat je in een relatie de dingen bespreekbaar moet maken. Ik hoop dat u het mij niet kwalijk neemt, maar Josef en Maria, ze vallen af in deze competitie.
3
Bij de harp denken we aan haar bespelers: de herders en de engelen. Midden in de Israëlische winternacht proberen de herders wat te slapen, maar het lukt ze niet echt. Ja – denk ik dan – vind je het gek? Om te beginnen horen ze d’ engelen zingen, en, alsof dat ons nog niet genoeg klaarheid geeft over de staat van zijn van deze schapenhoeders, zien ze ook nog eens drie stralen door een schieten. Eenmaal in de stal aangekomen zakken ze door hun knieën, hetgeen door Josef en Maria, naïef als ze zijn, aangezien wordt voor een blijk van waardering voor het pasgeboren kind. Weet u wat ik denk? Ik denk dat ze stevig hebben liggen blowen daar in die velden, die herdertjes, en niet zo’n beetje ook, en ineens wordt een wolk van een baby een roze wolk. Geen gouden kalf voor de herders dus, en over de engelen kunnen we nu ook kort zijn, een herderlijke hallucinatie, niet meer, en niet minder.
4
Het wemelt in het kerstverhaal van de koningen. Laat ik eerst het drietal onder de loep nemen dat ons tweeduizend jaar na dato nog altijd dwingt om een hele dag de voordeurbel uit te zetten en onze afwezigheid te veinzen, omdat we anders door vele drietallen vals zingende dikkertjes gechanteerd worden om ze van nog wat extra zoete mondvoorraad te voorzien. Voordat ik heiden werd, heeft men geprobeerd een goede katholiek van me te maken, maar godzijdank hebben mijn ouders me nooit aangemoedigd of gedwongen aan deze ontluisterende traditie mee te doen. Wel heb ik door hun verhuisdrift drie verschillende katholieke lagere scholen bezocht, tegenwoordig basisscholen geheten, maar bij elke verhuizing werden mijn basiszekerheden er juist onderuit gehaald. Zo waren er eerst drie wijzen uit het oosten, daarna drie koningen, die uiteindelijk toch weer drie wijzen bleken te zijn, het is daar waar mijn twijfels begonnen. Zoals het goede koningen betaamt die op reis gaan naar een buitenland nemen ze wat goed bedoelde prullaria mee voor hun gastheren en gastvrouwen, dus ik vermoed dat het koningen waren, maar voor hun wijsheid vind ik in de bijbel geen enkele aanwijzing. Eén is er zwart, maar daar hoor je nog niemand over. Hoe het ook zij, onduidelijke personages, matige casting, ik zie hier geen kandidatuur voor de hoofdprijs, eerlijk gezegd.
Het kerstverhaal is in zoverre een tijdloos verhaal, dat het gaat over mensen op de vlucht, over ontheemden, over mensen, zwart of wit, die nergens welkom zijn en dus hun nachten in de kou moeten doorbrengen, in een onverwarmde stal of sporthal. Het gaat over kolonisten en onderdrukten over gesjoemel en gesleep met mensen die aan de regels van de bureaucratie moeten voldoen, dus vooruit, pak je ezel en reis naar je geboortedorp voor de felbegeerde registratie van je burgerschap, opvang in de eigen regio. En ja, het gaat ook over macht, het zal weer eens niet, alles draait er altijd weer om, de macht, en vooral de angst om die macht weer te verliezen en de angst om een klein beetje van je overweldigende rijkdommen te delen met minder bedeelden. Koning Herodes heeft gehoord over de geboorte van een nieuwe koning en hij knijpt hem als een ouwe dief. Om zijn positie te behouden laat hij ongehinderd alle baby’s vermoorden, er was nog geen Unicef, dus er kraaide geen haan naar. Dat allemaal door de machtswellust en de angst van koning Herodes, hij droeg geen grijs pak en hij blondeerde zijn haren niet, mogen we aannemen, maar mannetjes die de angst mobiliseren, ze zijn van alle tijden.
Ook al zijn de koningen nu allemaal van hun tronen gevallen, we gaan er toch nog een begroeten, het is niemand minder dan de koning van het levenslied, André Hazes. Hij wordt voorafgegaan door nog twee dierlijke personages, die ik straks nog bespreek, de kalkoen en het rendier. U merkt het, echt iedereen is welkom in de stal.
5
Welkom dus aan rendier en kalkoen. Het gebrek aan blij makende personages heeft de mensen door de eeuwen heen geïnspireerd tot fantasievolle dierlijke toevoegingen aan de kersttraditie. Het kerstverhaal maakt bijvoorbeeld niet duidelijk of er in de stal van Bethlehem überhaupt wel wat te eten en te drinken was, dat is toch het eerste waar men aan denkt bij kerst, laten we wel wezen, hooguit mogen we aannemen dat de zuigeling in kwestie zich heeft gelaafd aan romige moedermelk, maar verder blijven we toch in het licht van een alom geprezen sterrenhemel volledig in het duister tasten omtrent het culinaire aspect. Gelukkig trekt onze kerstcultuur zich niets aan van deze omissie en hoorden we een lied over de kalkoen, jawel, de kalkoen, niet gewoon het lekkerste stukje vlees, nee een kalkoen, waar zelfs in de tijd waarin al ons pluimvee nog gewoon mocht scharrelen alléén iets eetbaars van te maken viel door allerlei groenten en kruiden in zijn reet te douwen. Het was dus een lied om blij van te worden. En het werd voorafgegaan door een ode aan het rendier, ook al zo’n typische vertegenwoordiger van de Palestijnse fauna.
Dan zijn er nog de schapen. Ach, de schapen, ze zijn wel sympathiek, maar ik vind ze te schaapachtig, wat men hen niet kan aanwrijven, maar toch, een hoofdprijs verdienen ze er niet mee, ze zijn gewoon … teveel zichzelf.
De os dan misschien? Geen sprake van. Zoals u weet, een os is een mannelijk rund, maar dan zonder kloten. De os doet me daarom veel teveel aan Josef denken, dus ook de os valt af.
Rest ons de ezel. De ezel is mijn winnaar. De ezel is bescheiden, geeft warmte aan de stal, eist geen hoofdrol op, heeft nooit credits gekregen voor zijn bijdrage, een bijdrage die toch niet gering is. Ons jonge paar vlucht immers met kind op zijn rug naar Egypte, negeert het negatief reisadvies, Maria en het kind op de ezel, en de sukkel die zelf dondersgoed weet of hij al dan niet de vader is, maar iedereen daarover in het ongewisse laat, hij loopt er naast. De ezel, hij heeft zonder klagen het hele spul van Nazareth naar Bethlehem en van Bethlehem naar Egypte vervoerd, via de Gazastrook en de Sinaïwoestijn, én weer terug naar huis, een mediterrane rondreis met veel ongemak en zonder zongarantie.
Onze felicitaties gaan dus uit naar de ezel, met glans wint hij onze sympathie, door zijn standvastigheid en doorzettingsvermogen, kortom door zijn karakter en uitstraling.
U was welkom in de stal. Maar straks gaat u weer naar huis, en ook daar gaat u zich welkom voelen, u voelt zich thuis, het zal er warm en veilig zijn. Deze kerst mag wat mij betreft in het teken staan van alle mensen en alle dieren voor wie dat allemaal niet zo vanzelfsprekend is.