Openingstoespraak bij de tentoonstelling in ‘Park’ (Tilburg), 7 november 2015
Frans Ellenbroek
Men heeft mij gevraagd voor deze opening omdat ik een bioloog ben. Biologen vinden het niet erg, dat hun vaktermen zo vaak opduiken als metaforen in de kunstbeschouwing. Biologie gaat immers over alles. En kunst gaat niet zelden over natuur. Bij het lezen van titel en aankondiging van deze expositie moest ik wel heel erg nadenken: groei, rizomen en hybriden. Ik zal in dit korte betoog die woorden vanuit de biologie benaderen en kom dan vanzelf op hun waarde voor de kunst en – meer specifiek – voor deze tentoonstelling.
Voordat ik dat doe, wil ik graag iets kwijt over de paradox tussen natuur en cultuur, waarover in de aankondiging ook wordt gesproken. Mensen die me kennen weten wel hoe ik daarover denk: het is inderdaad een paradox en geen echte tegenstelling. Wij mensen neigen ertoe deze tegenstelling in leven te houden uit behoefte aan een menselijke identiteit die ons boven de natuur plaatst. Dat is jammer, want de weg naar geluk en wijsheid vraagt juist om ons oog voor onze natuurlijke verbondenheid met de natuur.
De jongste telg aan de apenstamboom, wij dus, is – net als al zijn medeschepselen – in al zijn gedragskenmerken geworteld in de kenmerken van zijn voorgangers. Dat geldt voor zijn gedrag, dus ook voor zijn neiging tot cultuur. Cultuur wordt weliswaar grotendeels overgedragen door een steeds sneller verlopend proces van informatieoverdracht in plaats van de veel langzamere genetische weg. Maar de processen die we culturele evolutie noemen gehoorzamen aan vrijwel dezelfde wetten als de biologische evolutie. Het basisbeginsel is eenvoudig: je probeert iets uit, als het faalt verdwijnt het weer, als het een succes is dan blijft het. Kunstenaars zijn erg goed in uitproberen. Dat velen van toch hen weer vergeten worden, het is inherent aan deze natuurwet.
Het ontbreken van een echte tegenstelling tussen beiden, cultuur en natuur, impliceert vanzelf dat biologische termen veelal erg geschikt zijn voor de beschrijving van cultuur en culturele processen. Zo kan het gebeuren dat rizomen, hybriden en groei in de aankondiging van een tentoonstelling opduiken. En altijd, zowel in de kunst als in de biologie, gaat het over leven, liefde en dood. Andere interessante thema’s zijn er eigenlijk niet.
Laat ik met de liefde beginnen. Wat bij hybridisatie feitelijk gebeurt is dat twee levensvormen elkaar ontmoeten, zich met elkaar vermengen en nieuw leven voortbrengen in een nieuwe, unieke verschijningsvorm. Om zo’n ontmoeting aan te durven moet alle angst voor leven en dood worden overwonnen, in – als het ware – een tijdelijke wapenstilstand, een toestand van onbevreesdheid of zelfs moed. Het hartstochtelijk terzijde schuiven van al onze natuurlijke aarzelingen komen we in het dagelijks leven tegen als onbezonnenheid, maar ook als bevlogenheid of verliefdheid, niet zelden alle drie tegelijk. Het kan schoonheid en liefde opleveren en als het dat niet doet, dan wordt het soms fataal. In de hybridisatie maken het vertrouwde en bekende plaats voor het avontuur van het nieuwe en onbekende. Het impliceert weliswaar risico en gevaar, maar alleen dan kunnen ontwikkeling en echte groei een kans krijgen. Anders gezegd: vanuit kwetsbaarheid ontstaat schoonheid.
Achter de titel van de expositie vermoed ik nu een ambitie of op zijn minst een soort van hoop of verlangen naar zoiets spannends als interactie, misschien zelfs wel in de vorm van het ontstaan van hybriden. De organisatoren hebben een zestal heel boeiende kunstenaars bijeengebracht die allemaal op hun eigen manier wel iets lijken te hebben met groei en met ontwikkeling. Durven ze hybridisaties aan? Jazeker wel, dat doen ze vooral in hun ateliers en op hun reizen door hun werkelijke en virtuele wereld. Hier op déze plek zien we ze elk hun eigen ruimte innemen, met hun eigen vruchten, de een brutaal, de ander meer ingetogen. Hier – om in termen van verliefdheid te blijven – wordt uitgedaagd en afgetast, afgewacht en geprikkeld, in een gezonde spanning. Wat de gezamenlijkheid van de expositie met ze gaat doen, we weten het niet en wachten het af. Toch gaat deze publieke plek in de komende weken een plek worden van echte hybridisatie. Via de rizomen hoop ik u daarvan te overtuigen.
Hybridisatie brengt groei én ontwikkeling, rizomen brengen slechts groei. Een rizoom is een wortelstok. Het is een handige uitvinding van de evolutie en – zoals alles wat we vanzelfsprekend en vertrouwd vinden – ooit was het een revolutionaire innovatie. Een rizoom is eigenlijk een orgaan dat de nuttige eigenschappen van een stengel en een wortel in zich verenigt. De wortelstok zorgt voor stevige verankering, efficiënte voedselopname en razendsnelle groei. Zonder wortelstokken geen weilanden en geen voetbalvelden. Leve de wortelstok dus. Maar de grasspriet op de ene penaltystip verschilt in niets wezenlijks van de grasspriet op de andere penaltystip. De geslachtsorganen van de grasplantjes worden er tijdig rigoureus afgemaaid, zodat van hybridisatie geen sprake zal zijn. Rizomen zorgen voor snelle groei en verbreiding van wat er is, ze borduren letterlijk voort op een beproefd thema, maar iets nieuws leveren ze niet op. Een plant die het goed heeft, kan daar vrede mee hebben. Een plant met hang naar avontuur, of een plant in ernstige nood, zo’n plant kiest voor hybridisatie, voor bloei, voor het dragen van vrucht, ook als die vruchten aan zijn laatste armetierige takjes moeten hangen en hij er zelf onder bezwijkt. Hybridisatie geeft variatie en vernieuwing. Zij biedt ons de kans om het vertrouwde van de geboortegrond te verlaten en het geluk te zoeken in nieuwe, onbekende oorden, daarheen gebracht door de wind of door de vogels.
Deze wetten gelden niet alleen voor het planten- en dierenrijk, maar ook voor het rijk der ideeën. En groei en ontwikkeling van ideeën dat is waar het om draait in de kunst. Kunstenaars die dat avontuur aandurven, het is een speciaal slag mensen. Ze laten vrijwillig hun wortelstokken voor wat ze zijn, rukken zich ervan los, gaan zoeken op plekken waar ze nooit eerder waren, waar zelfs niemand ooit eerder was, meestal simpelweg omdat die plaatsen slechts bestaan in hun verbeelding. Gewone mensen durven dat niet goed, ook al verlangen ze er nog zo heftig naar. Kunstenaars geven deze gewone mensen moed en nodigen hen uit om mee op reis te gaan naar onbestaande gedachten, ideeën, dromen, utopieën. De roman, de symfonie, de choreografie, het beeld, het schilderij, de tekening, je kunt er als gewoon mens heel even je wortelstokken vergeten en je ideeën verrijken op het feest van de hybridisatie. Na het slotakkoord of de epiloog kan zo’n gewone mens het besluit nemen dat hij toch niet zo gewoon is als hij dacht, en dat hij óók op reis kan gaan. Voor iedereen die op reis gaat, of dat nu vrijwillig of gedwongen is, biedt de kunst bakens, wegwijzers, schuilplaatsen en rustpunten. En, na het uitrusten, moedigt diezelfde kunst je aan om je reis te hervatten, telkens weer. Voor iedere kijker, met zijn eigen unieke koffer vol herinneringen, wordt het een andere reis, dat is het leuke aan hybridiseren.
De 6 kunstenaars die we hier zien tonen elk op hun eigen en eigenzinnige manier wat zo’n reis zonder vooraf gekozen bestemming kan opleveren. Zodra er iets opdoemt dat op een bestemming lijkt, weigeren ze om wortel te schieten Ze hybridiseren naar hartenlust met de wereld en met de mensen om hen heen. Hun werken zijn reisschetsen en geconstrueerde landschappen, ze tonen ons overdonderende grenzeloosheid, utopische constructies of een bizarre droomevolutie, maar hoe verschillend ook, het zijn allemaal beschrijvingen van processen van groei en ontwikkeling. De kijker die hier op zoek wil naar hybridisatie zal dat in zijn eigen hoofd moeten laten gebeuren, of – nog beter – in zijn eigen hart. En dat nu is volgens mij precies de bedoeling van kunst.
Kunstenaars:
Ad van Campenhout
Karin van Dam
Jeroen Kuster
Tinka Pittoors
Dieuwke Spaans
Rob Voerman