Rijwielen, bomen, beton

Met deze massale installatie grijpt de kunstenaar terug naar zijn eerdere werk, waarin ook al nu en dan het  thema zichtbaar was dat hier – onontkoombaar – explicieter gemaakt wordt dan ooit: beweging en niet-beweging. Deze jonge maker denkt in tegenstellingen. Tegenstellingen zijn  – meer nog dan de gebruikte, tastbare materialen zelf, de eigen-lijke  ingrediënten van het werk. Het ambachtelijke wordt volledig verlaten, sterker nog, bij voorkeur maakt hij zijn installaties met wat al aanwezig was, meestal in de openbare ruimte. Het reeds aanwezige wordt in zichzelf een statement. Hier spelen tegenstellingen  van totaal verschillende aard de hoofdrol, toch hebben ze iets met elkaar te maken. Eerst die tussen natuur en niet-natuur, waarbij de natuur het niet lijkt te kunnen winnen van de massaconsumptie. De vier bomen zijn wel aanwezig, maar ze blijven een marginale rol spelen, als het ware ‘weggedrukt’ door de andere elementen in het werk. Dan is er de tegenstelling tussen het beton van het viaduct en ijzer van de fietsen, onwrikbare robuustheid  enerzijds versus ‘verwijderbaarheid’ anderzijds. Toch is er de verwachting van verandering, van dynamiek. De fietsen zouden kunnen worden meegenomen, door hun eigenaren of anderen, maar niemand weet wanneer welke fiets van zijn plaats gaat komen. Daar is de tegenstelling tussen ‘zekerheid’ (je weet dat er iets gaat gebeuren) en ‘onzekerheid’ (je weet niet wanneer en hoe). Met beide tegenstellingen raakt dit werk – in een diepere laag – in feite aan een fundamentelere paradox:  de individualiteit en de collectiviteit, onvoorspelbaarheid en voorspelbaarheid. Het werk nodigt ons uit om met die tegenstellingen te spelen.

2013