Macht en futiliteit

Hout, multiplex, olieverf

Wie kent niet de borden bij grote infrastructurele projecten die ons laten weten wie de prachtige nieuwe brug of het fraaie verkeersknooppunt hebben gerealiseerd en gefinancierd. In al haar werk kiest deze kunstenaar voor de ironische invalshoek. Zo ook hier. In een onooglijk en ietwat verwaarloosd struikgewas langs de kant van een drukke weg (Spoorlaan, Tilburg) heeft zij een schokkend statement gemaakt. Zomaar een treurige bosschage, waarvan er duizenden zijn, waaraan iedereen achteloos en vaak in haast voorbij snelt, verruilt plotseling haar armetierige status voor grandeur. De struikjes bluffen zich naar deze nieuwe status door te veinzen, dat zij aan overheidsingrijpen hun existentie ontlenen. Het werk deelt de voorbijganger, hoe vluchtig ook, iets belangrijks mee: waar u ook bent, wat u ook ziet, zelfs als het bij een eerste blik nutteloos, smakeloos of lelijk lijkt te zijn, hier manifesteren zich de machthebbers, geen detail ontgaat hen, en ook wat hen zou moeten of kunnen ontgaan, omdat het in essentie futiel is, draagt bij aan hun universele aanwezigheid en invloed. Ergens zal zich een fabriek bevinden waar deze borden in massa worden geproduceerd en overal zijn de mannetjes in fluorescerende pakken onderweg om de futiele dingen status te verlenen, en daarmee ook de bedenkers van die futiele dingen. Maar ook wanneer ze niets hebben bedacht, maken zij hun statement. Hier zijn wij geweest, hier hebben wij de wereld ‘mede mogelijk’ gemaakt. Tegelijkertijd signaleert de kunstenaar de intrinsieke onzekerheid over dit statement bij de veronderstelde machthebbers, door het werk niet boven het maaiveld te laten uitsteken. Het is deze verwarrende mengeling van groteske assertiviteit en meelijwekkende aarzeling die in al het werk van deze kunstenaar domineert.

2013

Lucht

Gecorrodeerd ijzer, hout, keramiek

Dit werk is geconstrueerd uit drie elementen: hout, gecorrodeerd ijzer en gebakken klei. Het ijzeren deel bestaat uit een kleine onderste ring, gedragen door drie stroken ijzer en een wat grotere bovenste ring. Aan deze ring zijn twee U-vormige elementen gelast. Het geheel staat op een plateau van klinkers van gebakken klei, die in een strak patroon zijn gerangschikt. De twee ijzeren ringen zijn onderling verbonden door 16 smalle stroken die van onder naar boven divergeren, waardoor een korfachtige vorm ontstaat. De hierdoor gecreëerde, conische ruimte is deels gevuld met brokken onbewerkt hout, deels met lucht. Hoewel bij een eerste beschouwing de tastbare materie de hoofdrol lijkt te vervullen, is zij in werkelijkheid slechts de omkadering van het enige wezenlijke element in dit werk: lucht.

2013

 

Het trapje

 

Al jarenlang loop ik vrijwel dagelijks langs boekhandel Livius in de Nieuwlandstraat, respectievelijk onze beste boekwinkel en een van onze mooiste straten. Soms  ga ik er zelfs naar binnen om te neuzen of te kopen.  Voor de deur staat een drietredig trapje van baksteen. We hebben het allemaal gezien, dat trapje, maar wie heeft zich afgevraagd wat het daar doet? Ik.

Toen ik mijn kunsttaalpersiflages schreef had ik het afgekeurd, want die moesten gaan over op zijn minst ogenschijnlijk achteloos geplaatste dingen die zeker niet waren bedoeld als kunst. Bij het trapje was ik niet zeker van mijn zaak. Het lijkt een trapje zonder nut of noodzaak en dan vermoedt de hedendaagse mens toch al gauw een artistieke intentie. En dan zou ik deze robuuste toevoeging – na enig nadenken – hebben geïnterpreteerd als symbolisch voor de literatuur: goede boeken immers brengen je steeds een stapje hoger, maar nooit bij je bestemming. Voor één gat vangt men mij niet.

Maar het is geen kunst. Maandenlang werd ik getergd door het niet-weten. Navraag bij Brenda leverde niets op dan een verbaasde blik en haar betoverende  lach, maar Toon kwam met de ontknoping. Boven de boekhandel – ik wist het eigenlijk nog wel – zat ooit dansschool Michielsen. De nooduitgang was toen een luik in de vloer, dat bij opening toegang gaf tot de bovenste tree van het trapje. Zo simpel kan het leven zijn. Toch blijf ik willen dat het kunst is.

2014

Het lijden

Tafel, wielen, snoer, houten hamer, bebloede zakdoek, tapijt

In haar werk confronteert deze kunstenaar ons als het ware met haar eigen omgekeerde universum. Zij zet vanzelfsprekend dagelijkse objecten die in hun normale positie niets voor de mens te verbergen hadden in een heel nieuw en verrassend perspectief. Dat deze existentiële omkering niet zonder slag of stoot gaat wordt nog eens extra benadrukt door de nadrukkelijke soms zelfs pijnlijk confronterende aanwezigheid van gereedschappen die van hun normale functie zijn gedepriveerd, omdat ze – zoals deze hamer- de omkering nooit ongedaan zouden kunnen maken. Hier confronteert de kunstenaar ons niet alleen met haar eigen machteloosheid,  maar ook met het tragische gegeven van de menselijke onmacht. De bebloede zakdoeken maken deze ervaring alleen maar schrijnender, terwijl ze op subtiele wijze refereren aan het lijden van Christus, een steeds terug kerend thema in haar werk.

2013

Danse macabre

Beton, roestvrij staal

In een slagorde, die eerder aan een groep dansers dan aan soldaten doet denken, zijn hier twaalf betonnen objecten geplaatst die zich op de een of andere manier tot elkaar verhouden, maar die – ondanks dat – toch individualiteit manifesteren. Het resulterende beeld doet vermoeden dat er wel een beweging was,  of misschien zal zijn, maar dat deze gefixeerd is, en wel op een heel speciaal moment, alsof iemand een pauzetoets heeft ingedrukt. Er is daardoor sprake van een ietwat angstaanjagende verstilling, die ook aan de opgravingen in Pompeï doet denken. De fixatie van de geschiedenis, het ‘met geweld’ stopzetten van een ‘doorlopende voorstelling’  is altijd het centrale thema bij deze kunstenaar. Maar gewelddadig is het werk niet: de fixatie van de dansende figuren in deze open houding, is juist vredelievend, vol overgave, alsof zij de Apocalyps verwelkomen.

2013