Peerke en Roodkapje

 

Soms lijkt de werkelijkheid meer op fictie dan op zichzelf. Het zijn de momenten waarop je gaat twijfelen aan zowel rede als toeval. Je kunt ze niet vaak genoeg hebben, die momenten, want ze voeden de ziel.

Zo liep ik na drie weken vakantie in het land der mythen naar mijn museum, benieuwd naar wat ik daar zou aantreffen, maar vooral naar de wolvententoonstelling in wording.

Met de wolf dus in mijn kwabben betrad ik het park en dit is wat ik zag: een ter aarde gestort Roodkapje. Het was vlakbij het beeld van onze enige Tilburgse heilige, Peerke Donders. Het ooit in sierlijke graffiti op diens sokkel prijkende en door een poëtisch genie bedachte epitheton ‘Golden Wonders’ is er helaas afgepoetst, waarschijnlijk op last van bureaucraten met een tekort aan voeding voor de ziel.

Een kind heeft hij gered, onze Peerke, maar voor dit Roodkapje kon hij niets meer betekenen. Of toch wel? Ze eindigde niet in de maag van een wolf, maar vond haar einde door een noodlottige val uit een kinderwagentje, zo maar op het harde grint. Wat is erger?

Aan het eind van mijn werkdag lag ze er niet meer. Opgehaald door haar oorspronkelijke eigenaar, of misschien heeft een nieuwe zich over haar ontfermd. Hoe het ook zij, voor alle betrokkenen een dag die je nooit meer vergeet.

Dat gold ook voor mij. De heftige associaties met schrijnend kinderleed die het tafereel mij bezorgde bleven de hele dag een beetje zeuren.

2015

Mimicry

 

‘Je maintiendrai’ zegt ons vaderlandse wapen. De stadsmens handhaaft  vooral zichzelf en geeft niet op. Voor sommigen is dat eenvoudig, voor anderen lastig. Dat is een natuurwet. Hoe meer dieren of mensen op een kluitje, des te meer wordt leven overleven, waar je dan weer een strategie voor moet hebben. Voor de meeste stadsmensen houdt die in, dat ze zich een beetje aan de regels houden, voor sommigen het tegendeel. Hoe groter de stad, des te lonender is de niche voor overtreders. Dorpelingen lichten elkaar niet op en de achterdeuren hoefden niet op slot, totdat dit bekend werd bij stadsmensen.

In de stad hebben we daarom het handhaven uitbesteed. Onvermoeibaar doet de handhaver zijn of haar nuttige werk, zo goed als ongewapend. De handhaver lijkt op een politieagent, maar is het niet. In de biologie heet dat mimicry, lijken op een wesp, maar wel zonder angel. Daarom vinden veel mensen de handhaver een beetje sneu. Dat lijkt me onterecht. Hij draagt onze nationale wapenspreuk op de rug en doet dapper zijn werk. Ik pleit daarom voor méér respect en waardering voor de handhaver. En een hoger salaris.

2016

Verleiding op straat

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Ik kwam haar altijd tegen wanneer ik van mijn huis naar de Jumbo wandelde. Ze  was geposteerd bij een van de twee snackbars die mijn straat rijk is. En op de terugweg ontmoette ik dan steeds weer haar spiegelbeeldige dubbelgangster. Haar ivoorwitte tanden en sensuele lippen hadden zich zojuist al aan het bevroren lekkers in haar hand vergrepen, waarna ze speciaal voor mij nog heel vlug haar mond moest hebben gekuist en haar lippenrood ververst.

Zoet en warmbloedig moet ze zijn geweest, mijn ijsminnende verleidster, zodat alles en iedereen in haar nabijheid – behalve het ijsje –  direct zou smelten. Ik verbeeldde  me dat ze Marguérita heette, zozeer begon ik aan onze ontmoetingen te wennen. Deze uiterst tweedimensionale dame deed zo haar best om ook een derde dimensie te suggereren, dat haar enige droom – mij deelgenoot te maken aan haar orale genoegens – onweerstaanbaar in vervulling leek te moeten gaan. Maar ik heb natuurlijk veel te lang gedraald.

Op een dag was Marguérita er niet meer. De OLA-marketeers moeten zich hebben bedacht. Zoveel mediterrane sensualiteit was kennelijk toch iets teveel voor de gemiddelde Nederlandse consument. Een alleraardigst, iets degelijker ogend meisje had haar positie ingenomen. De korte vraag ‘IJsje?’ is nu toegevoegd om ons duidelijk te maken, dat het echt alleen om het ijsje gaat. Ze lijkt me aardig hoor, dat nieuwe meisje, maar ik mis Marguérita zo. Nog steeds.

2015

Macht en onmacht

Schoorsteen, steigermaterialen

Deze kunstenaar exploreert haar fascinatie voor wat met het best zou kunnen omschrijven als het fallische domein. Meestal kiest ze met veel zorg objecten in de openbare ruimte, objecten die reeds de zichtbare sporen etaleren van een vaak lange en bewogen historie.  Het is daarbij niet zozeer van belang, dat dit historische aspect ons uitnodigt tot narratieve concretisering, maar wel dat deze – deels onbekende, deels ook afleesbare – geschiedenis zich laat raden of ‘lezen’. De fallische symboliek brengt ons normaalgesproken in contact met bekende, of zelfs clichématige masculiene parameters die kracht, macht of viriel vertoon uitdrukken. Hier gebeurt iets anders. De interventies die zij toepast in haar werk creëren een paradoxale droomwereld, die enerzijds doet denken aan een matineuze opstanding, anderzijds geeft diezelfde interventie – door de schijnbaar onvermijdelijke en noodzakelijke ondersteuning – een gevoel van ‘niet-meer-kunnen’. Macht en onmacht zijn hier dus de thema’s.

2013

Lange bomen

 

Een winterdag in een winter die geen winter lijkt te mogen worden. Voor me uit gaat een vrouw. Niet naar de Filistijnen, want zo heette dat café op de hoek toen ik er nog wel eens kwam. Je mocht er nog roken. Lange bomen die later ook niet meer mochten bevestigden de nieuwe naam: Langeboom. Ze zijn nu weg, die lange bomen, maar het café heet nog zo. Aan de overkant  –  in moderne vierkante potten  –  zijn twee verdwaalde mediterranen neergestreken, bomen die makkelijk kort te houden zijn. Zij mogen wél en ze lijken te vragen: ‘wat doen we hier?’.  Ze hebben in elk geval elkaar nog. En hun Breitneriaanse spiegelbeelden in de natte straat. Terwijl de vrouw uit het zicht raakt, vouw ik mijn paraplu dicht en ga ik even schuilen bij Langeboom.

2015